Op 24 juli zijn we weer verder naar het noorden gereden, naar Nikko. Hier zouden we 3 nachten blijven, maar uiteindelijk werden het er 6, omdat onze gereserveerde camping bij Tokyo, aan zee, niet de beste plek bleek, toen er opeens een tyfoon deze kant uit kwam denderen. Aangezien onze camper bij het noodweer begin juli al moeite had om op de weg te blijven, lijken "verwoestende winden en stortbuien", zoals Accuweather het omschrijft, niet de beste omstandigheden om in te rijden met onze windvanger. We werden door de camperverhuurder en de eigenaar van de camping dringend verzocht om niet te gaan rijden en een veilige plek te zoeken, want ook zij zelf moesten veilige dekking zoeken. Gelukkig konden we in Nikko op de camping blijven en hebben we hier ook een fijne, beschutte en hooggelegen plek. Het ligt in het midden van het land, dus de winden en buien komen hier nog maar half zo sterk overheen.
De camping is niet overvol, maar ook niet helemaal verlaten, dus dat is ook wel fijn. En de douches zijn gratis en hartstikke schoon, wc's zijn prima en allebei binnen normale loopafstand. Dus een prima plek om de storm even uit te zitten.
Op de verjaardag van Tiaz mocht hij kiezen wat we gingen doen. Hij kon onder andere kiezen voor een speeltuin, een dierentuin of een minigolfbaan, maar Tiaz doe je geen groter plezier dan watervallen en tempels bekijken. En laat Nikko daar nou vol mee staan. Dus we begonnen bij de Ruyzu Falls, hoog in de bergen bij het Chuzen-ji meer.
Vervolgens zijn we doorgereden naar de Kegon Falls, die een stuk meer toeristisch zijn en druk bezocht zijn.
Volgende stop was Toshu-go, een enorm tempelcomplex en belangrijke tombes. Voor ons zijn vooral de bouwwerken, beelden en versieringen interessant. Tiaz vindt het leuk als hij ergens binnen kan kijken. Je mocht binnen alleen geen foto's maken, helaas. Dus je zult ons op ons woord moeten geloven dat het mooi was en de meest indrukwekkende verzameling tempels zijn die we hebben gezien in Japan. En wat ze hier hadden, was een leuk gebouw met een draak op het plafond geschilderd. Als je precies onder zijn bek op twee stokjes slaat, dat hoor je een enorme echo weerkaatsen. Maar doe je het op iedere andere plek in het gebouw, dan klinkt het hol en gedempt en sterft het geluid meteen weg. Leuk gemaakt! Helaas was dit stuk een verplichte guided tour, die volledig in het Japans was. Het enige Engels dat erin verwerkt was, was dat je niet zelf in je handen mocht klappen, geen geluid mocht maken en dat die draak de roaring dragon genoemd wordt. Voor de rest was het een heel lang achtergrondverhaal in Japans, waarbij de kern was dat ze geluksamuletten verkopen en dat je die vooral in alle beschikbare kleuren moet kopen, ook de limited edition in het goud. Gelukkig zijn wij al zo gelukkig dat we die niet nodig hebben.
Er is een mooie pagode.
En mooie mannekes.
De volgende dag zijn we naar een paar andere grote tempelcomplexen gegaan, waar we weer vrijwel geen foto's mochten maken. We konden nog wel deze vrolijke gekleurde mannetjes vastleggen. Voor de rest was het een beetje meer van hetzelfde, veel goud en beelden en verkoop van geluk in zakjes, balletjes, Chinese astrologische symbolen, papiertjes, wenskaarten of in de vorm van een gouden pijl. Na nog 3 van dat soort tempels waren we allemaal, zelfs Tiaz, eindelijk een beetje tempelmoe.